donderdag 19 november 2009

Openbaring 21:5-7 - Verklaring van Matthew Henry II

In het vorige bericht ging het over vers 5 en 6. Dit bericht gaat verder met de uitleg van vers 6 en 7 met behulp van de Bijbelverklaring van Matthew Henry.

De gelovige verlangt als het goed is naar de dingen die God belooft in deze verzen. Dit verlangen levert ook het bewijs voor de echtheid en zekerheid van de belofte. Gods volk verlangt naar zondeloze volmaaktheid en onafgebroken blijdschap in God. Bijzonder dat God dat reikhalzende verlangen in hen zelf heeft 'geplant'! Dat verlangen kan nooit worden vervuld met iets anders, hoe mooi het ook is; het zou foltering van de ziel zijn als de ziel teleurgesteld werd!
Het zou ook niet kunnen bestaan dat Gods goedheid en Zijn liefde een heilig en hemels verlangen teweegbrengen en dat de vervulling dan niet gebeuren zal. Daarom kunnen de ware gelovigen er van verzekerd zijn dat wanneer zij hun huidige moeilijkheden overwonnen hebben, God de dorstigen zal geven uit de fontein van het water des levens om niet.

De grootsheid van de toekomstige gelukzaligheid:
  • kosteloos en vrijwillig gegeven door God Hij geeft het water des levens voor niet
  • het heeft een volheid; Gods volk heeft een plek bij de hoofdbron van alle zegeningen zal alles beĆ«rven; door God te genieten zullen zij alle dingen genieten.
  • recht van erfgenamen: zij zullen zonen Gods zijn; de meest eervolle naam voor een mens, een naam die voortkomt uit de dierbaarste relatie tot God. Dit is ook de zekerste en onveranderlijkste relatie want er kan geen sprake van zijn dat die relatie ooit gewijzigd wordt.