maandag 27 september 2010

Spreuken 1:10 - Wijsheid voor...

SV HSV
Mijn zoon, indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet. Mijn zoon, als zondaars jou willen verleiden, bewillig er dan niet in.
andere vertalingen

Het vechtvers van deze week spreekt zowel mannen als vrouwen aan. Ondanks de aanhef, mijn zoon, geldt de tekst voor iedereen. Het gedeelte waarin het vers staat begint ook met dezelfde aanhef:

Mijn zoon, luister naar de vermaning van je vader en veronachtzaam het onderricht van je moeder niet, want ze zijn een bevallige krans om je hoofd, en schakels van een ketting om je hals. Mijn zoon, als zondaars jou willen verleiden, bewillig er dan niet in. (Spreuken 1:8-10, HSV)

In dit Bijbelgedeelte spreekt een vader tot zijn zoon. Hij spreekt hem persoonlijk aan en geeft deze boodschap dus specifiek voor een kind. Dat betekent, dat anderen niet meteen worden aangesproken. Toch kan de lezer van deze Bijbelse wijsheid de toepassing maken voor zichzelf, of je nu man of vrouw bent, jong of oud. Het vechtvers is een duidelijke waarschuwing voor iedereen: ga niet mee met de zondaars, ga niet in op hun voorstellen, als ze je proberen in te palmen, geef er niet aan toe.

Om over na te denken:
  • Luisteren naar de woorden van dit Bijbelgedeelte is als luisteren als een kind naar de wijsheid van de Vader
  • Wat wacht er op ons wanneer je luistert naar de wijze raad uit het vechtvers van deze week? Denk bijvoorbeeld aan: Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters (Psalm 1:1) Lees meer hierover in het vechtversartikel Psalm 1:1-2 - Gezegend en welgelukzalig

 

zaterdag 18 september 2010

Jesaja 64:4 - Ongehoorde weldaad?!

SV HSV
Ja, van ouds heeft men het niet gehoord, noch met oren vernomen, en geen oog heeft het gezien, behalve Gij, o God, wat Hij doen zal dien, die op Hem wacht. Ja, van oude tijden af heeft men het niet gehoord, men heeft het niet ter ore genomen en geen oog heeft het gezien, behalve U, o God, wat Hij doen zal voor wie op Hem wacht.
andere vertalingen

Wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bereid voor wie Hem liefhebben. Zo citeert de apostel Paulus deze tekst uit het Bijbelboek Jesaja. Het valt op dat de tekst van Paulus niet volledig hetzelfde is, de volgorde is anders en het gaat ook over liefhebben. De betekenis van teksten is hetzelfde, al komt het woord liefhebben in het vechtvers van deze week niet voor. De schrijvers van de kanttekeningen (SV) leggen uit dat het wachten op God een vrucht is van de liefde. Daarbij verwijzen ze naar Psalm 31:

Hoe groot is het goed dat Gij hebt weggelegd voor wie U vrezen; hebt bereid voor wie toevlucht zoeken bij U (Psalm 31:20a, NV)

Maar wat bedoelt Jesaja in dit Bijbelvers; waar doelt Paulus op? Wat heeft men niet gehoord en niet gezien? En wat is het goed dat God heeft weggelegd voor de mensen die Hem vrezen zoals Psalm 31 noemt? Waarom wachten mensen op God (Jesaja)?

Het antwoord is dat God dingen heeft bereid voor hen die Hem liefhebben. Bijbelverklaarder Matthew Henry beschrijft onder meer dat er dingen voor hen zijn in het toekomende leven; "dingen die het gevoel niet ontdekt, die nu niet voor onze oren geopenbaard kunnen worden; die in niet in onze harten opkomen. [...] De grootste waarheden van het Evangelie zijn dingen die liggen buiten de sfeer van menselijke waarnemingen."

Het leven na dit leven in het Koninkrijk van de hemelen is een weldaad die voor ons is weggelegd.

Maar hoe het daar zal zijn... wie weet het?

 

zaterdag 11 september 2010

2 Korinthe 12:9 - Genade genoeg

SV HSV
Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone. Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Daarom zal ik veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij komt wonen.
andere vertalingen


Gods genade is genoeg.
Genoeg!

Voor alles!
Alles: voor verlossing, voor kracht, voor moed. En als God die allesomvattende genade geeft - dus als Hij voor ons is - wie zal tegen ons zijn? Dat geeft moed om door te gaan.  

Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? (Romeinen 8:31b-32, SV)

De apostel Paulus had het moeilijk: drie maal had hij God gebeden om verlost te worden van de duivel die hem kwelde. Paulus noemt het een doorn in het vlees. God gaf antwoord op Paulus' gebed: Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. (HSV)
Paulus geloofde dat, aanvaardde het ook en sprak dat uit: ik zal veel liever roemen op mijn zwakheden, zodat de kracht van Christus op mij mag rusten (WV95 / ISA / ESV).

De woorden in mij wone, in de laatste zin van het vechtvers van deze week, hebben ook de betekenis van bewonen en van overkappen zoals wanneer je bent in een tent of hut. De laatste zin gaat dus over de kracht van Christus die op Paulus komt rusten, in hem komt wonen, over hem komt. In vers 10 staat wat Paulus er van vond.

In tegenspoed roemen op de ongemakken en vertrouwen op Christus is dus iets om naar uit te zien!
Mee eens?

maandag 6 september 2010

2 Korinthe 9:8 - Geef het door

SV HSV
En God is machtig alle genade te doen overvloedig zijn in u, opdat gij in alles allen tijd alle genoegzaamheid hebbende, tot alle goed werk overvloedig moogt zijn. En God is bij machte elke vorm van genade overvloedig te maken in u, zodat u, wanneer u in alles altijd al het nodige bezit, overvloedig kunt zijn in elk goed werk.
andere vertalingen

Matthew Henry schrijft over dit gedeelte onder meer: "Wij hebben geen reden om Gods goedheid te wantrouwen, en wij hebben zeker geen reden om Zijn macht te betwijfelen. Hij is machtig alle genade overvloedig te doen zijn in ons, ze ons te verlenen; en ons te geven een grote overvloed van geestelijke en tijdelijke goede dingen. Hij kan maken dat wij voldoende hebben van alles; dat wij tevreden zijn met hetgeen wij hebben." De Bijbelverklaarder vervolgt met te vertellen dat wij ons erop instellen om te geven en in staat zijn om nog meer te geven.
Tot zover Henry.

Vers 9 sluit direct aan op het vechtvers van deze week; het citeert Psalm 112:9 Hij heeft uitgestrooid, hij heeft aan de armen gegeven; zijn gerechtigheid blijft tot in eeuwigheid. (2 Korinthe 9:9, HSV)

De goede werken van Gods kinderen komen overeen met de omschrijving van de rechtvaardige uit deze Psalm. Hij / zij laat zijn rechtvaardigheid blijken in het voorzien van de arme medemens. Wat we gekregen hebben, kunnen we doorgeven.

Gods genade die we ontvangen hebben is voldoende voor de eeuwigheid en voor het aardse leven van onszelf en om daarvan ook anderen te geven.