woensdag 27 februari 2013

Spreuken 3:11-12 - Ouderwetse tucht

In Hebreeën 12:5-6 zijn de vechtverzen uit Spreuken 3 terug te vinden:

En u bent de vermaning vergeten waarmee u als kinderen wordt aangesproken: Mijn zoon, acht de bestraffing van de Heere niet gering en bezwijk niet, als u door Hem terechtgewezen wordt. Want de Heere bestraft wie Hij liefheeft, en Hij geselt iedere zoon die Hij aanneemt. (HSV)

Vermaning en bestraffing mogen niet populair klinken, blijkbaar vindt God het belangrijk: Als u bestraffing verdraagt, behandelt God u als kinderen. Want welk kind is er dat niet door zijn vader bestraft wordt? Maar als u zonder bestraffing bent, waar allen deel aan hebben gekregen, bent u bastaarden en geen kinderen. (Hebreeën 12:7-8, HSV)

De kanttekeningen uit Het Leven vertellen dat God de bron van liefde is en dat straf/tucht te maken heeft met onze groei: "Hij straft ons niet omdat Hij ervan geniet, maar omdat Hij grote zorg heeft over onze ontwikkeling."

De conclusie is dat zo'n bestraffing/tuchtiging/vermaning dus enorm pijn kan doen. Het is "gewoon niet leuk meer" om mee te maken. Maar Gods plannen zijn blijkbaar gericht op onze groei en ontwikkeling. Bovendien bewijst het dat we een kind van God zijn.

Het doet denken aan de wijnbouwer/landman uit Johannes 15. Die zorgt voor goede vrucht; in Johannes 15:2b staat En als een rank wel vrucht draagt, snoeit Hij die bij, zodat ze gezuiverd wordt en nog rijkelijker vrucht draagt. (WV95)

Waarom dus correctie/tucht, waarom? Om rein voor God te leven en vrucht voor Hem te dragen.
Dat is toch ook mijn doel?