zondag 11 september 2011

Psalm 91:9-10 - Een thuis en toevlucht

HSV SV
Want U, HEERE, bent mijn toevlucht. De Allerhoogste hebt u tot uw woning gemaakt. Geen onheil zal u overkomen, geen plaag zal uw tent naderen. Want Gij, HEERE! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek; U zal geen kwaad wedervaren, en geen plaag zal uw tent naderen.
andere vertalingen

De dichter van Psalm 91 noemt opnieuw God zijn toevlucht. Eerder in vers 2 schreef hij: Ik zeg tegen de HEERE: Mijn toevlucht en mijn burcht. In dit vechtvers spreekt de dichter zichzelf toe, en misschien ook ons; als we geloven kunnen we dit hem nazeggen. Want wie schuilt bij de Allerhoogste, is veilig bij Hem; dat staat in deze zelfde psalm.


De dichter spreekt zichzelf toe: "de Allerhoogste heb je tot je woning gemaakt. Bij Hem ben je gewoonweg thuis. En dan zal onheil of plaag me niet overkomen". De kanttekeningen van de ESV noemen hiervan een voorbeeld uit Genesis 12.


In zijn Bijbelverklaring schrijft Matthew Henry bemoedigende woorden: "Het is onze plicht om thuis te zijn in God, Hem te verkiezen en dan in Hem als een Woning te leven. Wij zullen voor Hem even welkom zijn als een man in zijn woning."


Welkom thuis!